De Sanskaars, sacramenten

De Sanskaars, sacramenten

De mens is een sociaal wezen. Hij heeft dus aandacht en verzorging nodig. De groei van een kind en diens functioneren moeten daarom begeleid worden. Hiertoe kent het Hindoeïsme 16 sacramenten ofwel sanskaars. Het ondergaan van deze sacramenten begeleidt het individu in diens mens wording. Dit wordt in de Veda’s bedoeld met de uitspraak: ‘manur bhava’: wordt mens. Het doel van de sanskaar is erop gericht het kind bewust te maken van zijn ontwikkeling, zodat deze zo harmonisch mogelijk kan verlopen. In onze tijd en onze cultuur worden de sanskaars bij lange na niet meer toegepast zoals in het verleden in India gebruikelijk was. Het overgrote deel van de sanskaars vindt (vond) plaats in de ontwikkelingsperiode van het kind. Na de twaalfde sanskaar acht men het individu redelijk in staat om zelf richting en inhoud aan zijn verdere leven te kunnen geven. In de oude Hindoegeschriften wordt een verschillend aantal sacramenten genoemd, maar algemeen geaccepteerd zijn de 16 volgende, waarvan 3 prenatale en 13 postnatale.

De prenatala sanskaars zijn:
Garbhadaan; conceptie

Punsavan; steun voor lichamelijke vorming van de foetus na het vaststellen van de zwangerschap

Simantonayan; controle en steun voor geestelijke vorming van de foetus

De postnatale sanskaars zijn:

Jaatakarma; bij de geboorte van het kind

Naamkaran; de naamgeving

Niskraman; het aanschouwen van de buitenwereld

Annapraashan; het aanbieden van vast voedsel

Churaakarm oftewel mundan; kaalscheren van het hoofd

Karnavedh; doorprikken van de oorlellen

Upanayan of janew; initiatie

Vedaarambh; bij de schoolrijpheid

Samaawartan; beeindiging van de eerste levensfase

Vivaah: huwelijk

Vaanprasth; kluizenaarsleven

Sanyaas; verzakingsleven

Antyesthi; crematie

Van deze 16 sacramenten zijn verreweg de meeste opgegaan in de nevelen der tijd. De sacramenten die heden ten dage nog vrij regelmatig worden uitgevoerd en een ceremonieel karakter hebben, zijn: de naamgeving, kaalscheren, soms de initiatie, huwelijk en crematie. Voor bijvoorbeeld het doorprikken van de oorlellen, wendt men zich over het algemeen eerder tot een juwelier, dan tot een Hindoe priester (pandit).