Het Godsbegrip binnen het Hindoeïsme

Het Godsbegrip binnen het Hindoeïsme

Hiervoor werd reeds aangegeven dat de spirituele ontwikkeling van de mens een van de hoofdpunten van het Hindoeïsme is. De Hindoe-wijzen (Rishi´s, ofwel Zieners genoemd), die door de eeuwen heen steeds met hun diepe inzichten een bron van inspiratie voor miljoenen Hindoes zijn geweest, zeggen ons over het einddoel van die spirituele ontwikkeling ongeveer het volgende:

Het diepste inzicht wat een mens met betrekking tot het leven kan verkrijgen, is het zelf ervaren van de eenheid van hemzelf met datgene wat hem geworden is (God, het Absolute). Deze ingewikkelde en raadselachtige opvatting ligt ten grondslag aan de vele filosofieën en religieuze overtuigingen binnen het Hindoeïsme. De overeenkomst in al die verschillende spirituele wegen is: het einddoel van elk der verschillende wegen is steeds hetzelfde, namelijk “Verlossing” ook wel Verlichting genoemd, of Bevrijding of God-realisatie. De Hindoes gebruiken voor dit einddoel het woord “Moksha”, wat bevrijding betekent. Bevrijding, waarvan? Bevrijding van “on-wetendheid”, van het niet-weten van wie of wat de mens in wezen is. Door dit “niet weten” handelt de mens vanuit het ego, het eigen ik-je. Omdat bijna iedereen dit doet ontstaan er voortdurend onderlinge belangentegenstellingen, met alle gevolgen van dien (verstoorde menselijke verhoudingen, overheersing, oorlogen etc).

Indien iemand bevrijd is van de onwetendheid, dan heeft hij inzicht in de hierboven genoemde spirituele werkelijkheid van het bestaan. Van zo iemand zegt men: hij kan geen kwaad meer doen, want hij handelt niet meer vanuit het ego. Een verlicht mens handelt vanuit zijn verbondenheid met “datgene wat hem geworden is (God, het Absolute)”. Uit vorenstaande kan worden afgeleid dat voor een Hindoe het “geloven” in God niet genoeg is. Het gaat er om “te weten”, en dat kan alleen door eigen ervaring. De enorme verscheidenheid aan godsdienstige uitingen binnen het Hindoeïsme geeft ieder in principe de mogelijkheid zelf zijn eigen weg te kiezen. Als men maar weet dat alle wegen hetzelfde einddoel hebben, hoeven er geen conflicten tussen de verschillende stromingen te bestaan. Het feit dat de Hindoes ook andere religies als wegen naar hetzelfde doel beschouwen, verklaart de verdraagzaamheid en acceptatie door Hindoes, van andere godsdiensten en levensovertuigingen.

In zijn zoektocht naar de waarheid heeft de Hindoe zich vele voorstellingen van God gemaakt. Dit met de bedoeling dichter bij het “bevrijdende inzicht”, Moksha, te komen. Zo zijn er in de loop der tijden (duizenden jaren, het Hindoeïsme is de oudste van de nog levende religies) vele afbeeldingen van God ontstaan. De Hindoe weet natuurlijk dat de afbeelding niet God zelf is, maar de ver-beelding van “de grote onbekende” kan de mens helpen via die zelf gekozen voorstelling van God, zichzelf beter te leren kennen. .

Uiteindelijk kan dit leiden tot de echte Zelf-kennis, tot Moksha, bevrijding. Wanneer we dus zien dat Hindoes een beeld vereren, dan is dit geen “afgoderij”, maar de gelovige probeert door zijn relatie met de door hem gekozen Godsvoorstelling, contact te krijgen met de betreffende goddelijke aspecten in hem zelf. Er zijn ook stromingen binnen het Hindoeïsme welke het gebruik van beelden afwijzen. Hierbij gaat men er van uit dat God niet in een afbeelding aanwezig kan zijn en dat men zich rechtstreeks tot de Onzichtbare, vormloze God moet richten (deze opvatting vindt men ook bij de Islam en bij de Protestants Christelijke kerken). De meest bekende aanduiding voor God, het Absolute, in het Hindoeïsme, is de klank AUM (OM). De A staat voor Brahma (vormer van het heelal); de U staat voor Vishnu (de onderhouder) en de M voor Mahesh ook Shiva genoemd (de ontbindende kracht).

Samengevat: een Hindoe aanvaardt dat er één “Onbekende” is waar alles uit is ontstaan. Het ligt in de aard (Dharma) van de mens dit Onbekende te willen kennen (zodat het geloven verandert in weten, Moksha). In de zoektocht naar dit Onbekende (wat in feite de ontwikkeling is naar het volledig mens worden), kunnen o.a. beelden en symbolen als spirituele inspiratiebron worden gebruikt.