Het Zelfverwerkelijkingsproces

Het Zelfverwerkelijkingsproces

Boek I: Samâdhi of het Bovenbewuste
Sûtra 1: Atha yogânushâsanam.
Vers 1: Hierbij (volgt) een uiteenzetting van Yoga

Sanskritwerken beginnen met het woord 'Atha', een inleidend woordje. We missen een werkwoord, vooral het werkwoord 'zijn' wordt weggelaten. Dit werk is in de 'Sûtrastijl' geschreven, een stijl die bekend staat om z'n zuinigheid met woorden. Sûtra betekent draad. De schrijver geeft alleen de rode draad, het commentaar wordt gegeven via (direct) onderricht.

Sûtra 2: Yogashchittavrttinirodhah.
Vers 2: Yoga is het stilzetten van de denkpatronen van het individuele denkvermogen.

Dit vers geeft de kern weer wat Yoga inhoudt, wat voor het opgaan in Brahman nodig is: Chitta of het individuele denkvermogen moet blanco worden, en dit kan alleen als er geen denkpatronen zijn die de aandacht afleiden. Dit stilzetten heet Nirodha. Chitta is het individuele deel van Atman.
Men kan het denkvermogen vergelijken met het diepe water van een meer, waarvan de rimpelingen als patronen aan de oppervlakte de wijzigingen zijn die de aandacht niet laten vestigen op wat er onder de rimpelingen zit, maar op de rimpelingen zelf. Dit is een bewustzijnsvernauwing. Om tot een bewustzijnsverruiming te komen dienen de denkpatronen stilgezet te worden.

Sûtra 3: Tadâ drashtuh svarûpe 'vasthânam.
Vers 3: Dan is de ziener gevestigd in zijn eigen essentie.

Als de wijzigingen stilgezet zijn, dan is het denkvermogen blanco. Het water van het meer is stil en men (de ziener die jij zelf bent) kan dieper het water inkijken en de bodem zien en zijn. Dit jezelf ZIJN is wat jij bent, je eigen essentie. Dit ben jij zonder dat er een Ik is die zichzelf moet zijn via het hebben van allerlei kwalificaties. Het Ik heb je nodig om je te oriënteren en een plaats te verwerven in de avontuurlijke wereld van wijzigingen. Je eigen essentie of ZELF is wie je werkelijk bent ontdaan van allerlei persoonlijkheidsmaskers of rollenpatronen en gedrags- en verdedigingsmechanismen.

Noot: Het Zelfbewustzijn heet Atman. Wanneer dit bewustzijn niet naar het Potentiële Brahman is gericht, maar naar het Relatieve (de schepping of manifestatie), dan wordt het Atman Chitta genoemd, of individueel denkvermogen, dat allerleerst nog een blanco Ik of Ahamkâra is. Letterlijk betekent het een Ik-maker, een vermogen om ikken of persoonlijkheden te scheppen. Maar je bent meer dan wat je denkt dat je (uiterlijk, emotioneel en intellectueel) bent. Dat wat je dan bent, is je Zelf of eigen essentie.

Sûtra 4: Vrttisârûpyam itaratra.
Vers 4: Anderzins is er een assimilatie met de denkpatronen.

Het ZELF is een blanco IK, maar op het moment dat het Ik rollen gaat spelen, wordt de ziener's aandacht verplaatst van het blanco Zelf/Ik naar de ingevulde IK. Dit wordt een Persoon genoemd: ik ben een zoon, ik ben een vader, ik ben mooi, ik ben dit en ik ben dat, etc. inclusief de ontkenningen ervan. Als je je gaat vereenzelvigen met de wijzigingen, met je persoonlijkheden, dan heet dat assimilatie. De ziener die eerst het Zelf of Blanco IK was, wordt nu het Ingevulde IK. Hij denkt nu dat hij het ingevulde IK is. Dit heet Sârûpyam of assimilatie met de denkpatronen.

Noot: Deze vier verzen van de YogaSûtra van Rishi Patanjali geven de essentie weer van wat het zelfverwerkelijkingsproces inhoudt en het opgaan (Yoga) in Brahman is. Met deze kernachtige samenvatting zou de Rishi al gestopt kunnen zijn met zijn uiteenzetting. Hij gaat echter in de rest van zijn werk op in het zelfverwerkelijkingsproces in al zijn subtiele facetten. Dit dient als een soort handleiding.